De onroerend zaakbelasting wordt niet verlaagd naar het inflatieniveau. Een meerderheid van de raad stemde donderdagavond niet in met een amendement van D66 daartoe op de perspectiefbrief, de opmaat naar de begroting van volgend jaar. Het Goese college van burgemeester en wethouders stelt daarin voor om de ozb met twee procent te verhogen, maar voor 2015 wordt een inflatiecorrectie van 1,4 procent gehanteerd.
In het nieuwe collegeprogramma staat dat belastingen nooit met meer dan de inflatie zullen stijgen. Wethouder Loes Meeuwisse (VVD) verklaarde dat de voorgenomen stijging van 2 procent een combinatie is van prijs- en salarisstijgingen. ,,Als we naar 1,4 procent zouden gaan, dan slaan we een gat van 53.000 euro in de begroting. Daar lees ik in het amendement geen dekking voor.”
(bron PZC)
Stemmingmakerij?!
Bij het lezen van de PZC van 11 juli 2014 kon ik kennisnemen van een onvervalst stukje stemmingmakerij: “De coalitie in Goes breekt zijn beloften door de belastingen met meer dan de inflatie te verhogen”. De journalist meende kennelijk prioriteit te moeten geven aan sensatie boven kwaliteit van nieuwsweergave. Hij ging mee met de stemmingmakerij van de oppositiepartijen.
In het coalitieprogramma staat dat de belasting met niet meer dan de inflatiecorrectie worden verhoogd. Nu is het begrip inflatiecorrectie geen absoluut en éénduidig gegeven. De vraag dient te worden gesteld wat met de bewuste zin in het coalitieprogramma wordt bedoeld. Inflatie wordt door verschillende factoren bepaald. In de perspectiefbrief van het college staat vermeld dat wordt uitgegaan van een prijsstijging van 1,4%. Dat kan worden aangeduid als de prijsindex. Ten onrechte gaan oppositie en krant er van uit dat dit hetzelfde is als de inflatie. Dit is niet juist. Dit cijfer geeft weliswaar aan dat prijzen van bepaalde producten zijn gestegen, maar de inflatie wordt mede bepaald daar andere stijgingen, zoals bijvoorbeeld de stijging van de loonkosten. Dat wordt wel de loonindex genoemd en ook dat cijfer stond vermeld in de perspectiefbrief, nl. 3% en 2,5% op langere termijn. Ook met deze stijging heeft onze gemeente te rekenen. Wanneer deze cijfers worden gemiddeld dan kun je stellen dat kan worden uitgegaan van een relevante inflatie, oftewel kosten stijging van ongeveer 2%. Dit percentage wordt ook genoemd in ons VVD-verkiezingsprogramma. Dat is een reële voorstelling van zaken.
Daar komt bij dat het wijs is in de loop der jaren uit te gaan van een gelijkblijvend percentage i.p.v. sterk wisselende percentages.
Bezien we de ontwikkelingen in het verleden dan blijkt dat de prijsstijgingen in het verleden dikwijls veel hoger zijn geweest. Al met al is sprake van een evenwichtig beleid indien wordt uitgegaan van deze 2% Daarom kan de reactie van oppositie en krant niet anders worden getypeerd als stemmingmakerij.
Dick de Korte